Vervoeging van killen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het kilt
- zij killen
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het kilde
- zij kilden
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft gekild
- zij hebben gekild
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had gekild
- zij hadden gekild
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal killen
- zij zult killen
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal gekild hebben
- zij zult gekild hebben
Conditionalis I
- hij/zij/het zal killen
- zij zullen killen
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben gekild
- zij zullen hebben gekild