Vervoeging van kinkelen
Onbepaalde wijs (infinitief): kinkelen
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kinkel
- jij kinkelt
- hij/zij/het kinkelt
- wij kinkelen
- jullie kinkelen
- zij kinkelen
Onvoltooid verleden tijd
- ik kinkelde
- jij kinkelde
- hij/zij/het kinkelde
- wij kinkelden
- jullie kinkelden
- zij kinkelden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gekinkeld
- jij hebt gekinkeld
- hij/zij/het heeft gekinkeld
- wij hebben gekinkeld
- jullie hebben gekinkeld
- zij hebben gekinkeld
Voltooid verleden tijd
- ik had gekinkeld
- jij had gekinkeld
- hij/zij/het had gekinkeld
- wij hadden gekinkeld
- jullie hadden gekinkeld
- zij hadden gekinkeld
Toekomende tijd I
- ik zal kinkelen
- jij zult kinkelen
- hij/zij/het zal kinkelen
- wij zullen kinkelen
- jullie zullen kinkelen
- zij zullen kinkelen
Toekomende tijd II
- ik zal gekinkeld hebben
- jij zult gekinkeld hebben
- hij/zij/het zal gekinkeld hebben
- wij zullen gekinkeld hebben
- jullie zullen gekinkeld hebben
- zij zullen gekinkeld hebben
Conditionalis I
- ik zou kinkelen
- jij zou kinkelen
- hij/zij/het zou kinkelen
- wij zouden kinkelen
- jullie zouden kinkelen
- zij zouden kinkelen
Conditionalis II
- ik zou hebben gekinkeld
- jij zou hebben gekinkeld
- hij/zij/het zou hebben gekinkeld
- wij zouden hebben gekinkeld
- jullie zouden hebben gekinkeld
- zij zouden hebben gekinkeld
Imperatief
- jij kinkel
- jullie kinkelt