Vervoeging van klaarspelen
Onbepaalde wijs (infinitief): klaarspelen
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het speelt klaar
- zij spelen klaar
Präsens Indikativ
- er/sie/es gelingt
- sie gelingen
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het speelde klaar
- zij speelden klaar
Präteritum Indikativ
- er/sie/es gelang
- sie gelangen
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft klaargespeeld
- zij hebben klaargespeeld
Perfekt Indikativ
- er/sie/es ist gelungen
- sie sind gelungen
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had klaargespeeld
- zij hadden klaargespeeld
Plusquamperfekt Indikativ
- er/sie/es war gelungen
- sie waren gelungen
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal klaarspelen
- zij zullen klaarspelen
Futur I Indikativ
- er/sie/es wird gelingen
- sie werden gelingen
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal klaargespeeld hebben
- zij zullen klaargespeeld hebben
Futur II Indikativ
- er/sie/es wird gelungen sein
- sie werden gelungen sein
Conditionalis I
- hij/zij/het zou klaarspelen
- zij zouden klaarspelen
Futur I Konjunktiv II
- er/sie/es würde gelingen
- sie würden gelingen
Conditionalis II
- hij/zij/het zou hebben klaargespeeld
- zij zouden hebben klaargespeeld
Futur II Konjunktiv II
- er/sie/es würde gelungen sein
- sie würden gelungen sein