Vervoeging van kletteren
Onbepaalde wijs (infinitief): kletteren
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kletter
- jij klettert
- hij/zij/het klettert
- wij kletteren
- jullie kletteren
- zij kletteren
Présent
- je claque
- tu claques
- il/elle claque
- nous claquons
- vous claquez
- ils/elles claquent
Onvoltooid verleden tijd
- ik kletterde
- jij kletterde
- hij/zij/het kletterde
- wij kletterden
- jullie kletterden
- zij kletterden
Indicatif imparfait
- je claquais
- tu claquais
- il/elle claquait
- nous claquions
- vous claquiez
- ils/elles claquaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gekletterd
- jij hebt gekletterd
- hij/zij/het heeft gekletterd
- wij hebben gekletterd
- jullie hebben gekletterd
- zij hebben gekletterd
Indicatif passé composé
- j'ai claqué
- tu as claqué
- il/elle a claqué
- nous avons claqué
- vous avez claqué
- ils/elles ont claqué
Voltooid verleden tijd
- ik had gekletterd
- jij had gekletterd
- hij/zij/het had gekletterd
- wij hadden gekletterd
- jullie hadden gekletterd
- zij hadden gekletterd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais claqué
- tu avais claqué
- il/elle avait claqué
- nous avions claqué
- vous aviez claqué
- ils/elles avaient claqué
Toekomende tijd I
- ik zal kletteren
- jij zult kletteren
- hij/zij/het zal kletteren
- wij zullen kletteren
- jullie zullen kletteren
- zij zullen kletteren
Indicatif futur
- je claquerai
- tu claqueras
- il/elle claquera
- nous claquerons
- vous claquerez
- ils/elles claqueront
Toekomende tijd II
- ik zal gekletterd hebben
- jij zult gekletterd hebben
- hij/zij/het zal gekletterd hebben
- wij zullen gekletterd hebben
- jullie zullen gekletterd hebben
- zij zullen gekletterd hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai claqué
- tu auras claqué
- il/elle aura claqué
- nous aurons claqué
- vous aurez claqué
- ils/elles auront claqué
Conditionalis I
- ik zou kletteren
- jij zou kletteren
- hij/zij/het zou kletteren
- wij zouden kletteren
- jullie zouden kletteren
- zij zouden kletteren
Conditionnel présent
- je claquerais
- tu claquerais
- il/elle claquerait
- nous claquerions
- vous claqueriez
- ils/elles claqueraient
Conditionalis II
- ik zou hebben gekletterd
- jij zou hebben gekletterd
- hij/zij/het zou hebben gekletterd
- wij zouden hebben gekletterd
- jullie zouden hebben gekletterd
- zij zouden hebben gekletterd
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais claqué
- tu aurais claqué
- il/elle aurait claqué
- nous aurions claqué
- vous auriez claqué
- ils/elles auraient claqué
Imperatief
- jij kletter
- jullie klettert
Impératif
- tu claque
- vous claquez