Vervoeging van kluizen

Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik kluis
    • jij kluist
    • hij/zij/het kluist
    • wij kluizen
    • jullie kluizen
    • zij kluizen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik kluisde
    • jij kluisde
    • hij/zij/het kluisde
    • wij kluisden
    • jullie kluisden
    • zij kluisden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gekluisd
    • jij hebt gekluisd
    • hij/zij/het heeft gekluisd
    • wij hebben gekluisd
    • jullie hebben gekluisd
    • zij hebben gekluisd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gekluisd
    • jij had gekluisd
    • hij/zij/het had gekluisd
    • wij hadden gekluisd
    • jullie hadden gekluisd
    • zij hadden gekluisd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal kluizen
    • jij zult kluizen
    • hij/zij/het zal kluizen
    • wij zullen kluizen
    • jullie zullen kluizen
    • zij zullen kluizen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gekluisd hebben
    • jij zult gekluisd hebben
    • hij/zij/het zal gekluisd hebben
    • wij zullen gekluisd hebben
    • jullie zullen gekluisd hebben
    • zij zullen gekluisd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou kluizen
    • jij zou kluizen
    • hij/zij/het zou kluizen
    • wij zouden kluizen
    • jullie zouden kluizen
    • zij zouden kluizen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gekluisd
    • jij zou hebben gekluisd
    • hij/zij/het zou hebben gekluisd
    • wij zouden hebben gekluisd
    • jullie zouden hebben gekluisd
    • zij zouden hebben gekluisd
  • Imperatief

    • jij kluis
    • jullie kluist