Vervoeging van kniezen

Vertaling: bouder

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik knies
  • jij kniest
  • hij/zij/het kniest
  • wij kniezen
  • jullie kniezen
  • zij kniezen

Présent

  • je boude
  • tu boudes
  • il/elle boude
  • nous boudons
  • vous boudez
  • ils/elles boudent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik kniesde
  • jij kniesde
  • hij/zij/het kniesde
  • wij kniesden
  • jullie kniesden
  • zij kniesden

Indicatif imparfait

  • je boudais
  • tu boudais
  • il/elle boudait
  • nous boudions
  • vous boudiez
  • ils/elles boudaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gekniesd
  • jij hebt gekniesd
  • hij/zij/het heeft gekniesd
  • wij hebben gekniesd
  • jullie hebben gekniesd
  • zij hebben gekniesd

Indicatif passé composé

  • j'ai boudé
  • tu as boudé
  • il/elle a boudé
  • nous avons boudé
  • vous avez boudé
  • ils/elles ont boudé

Voltooid verleden tijd

  • ik had gekniesd
  • jij had gekniesd
  • hij/zij/het had gekniesd
  • wij hadden gekniesd
  • jullie hadden gekniesd
  • zij hadden gekniesd

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais boudé
  • tu avais boudé
  • il/elle avait boudé
  • nous avions boudé
  • vous aviez boudé
  • ils/elles avaient boudé

Toekomende tijd I

  • ik zal kniezen
  • jij zult kniezen
  • hij/zij/het zal kniezen
  • wij zullen kniezen
  • jullie zullen kniezen
  • zij zullen kniezen

Indicatif futur

  • je bouderai
  • tu bouderas
  • il/elle boudera
  • nous bouderons
  • vous bouderez
  • ils/elles bouderont

Toekomende tijd II

  • ik zal gekniesd hebben
  • jij zult gekniesd hebben
  • hij/zij/het zal gekniesd hebben
  • wij zullen gekniesd hebben
  • jullie zullen gekniesd hebben
  • zij zullen gekniesd hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai boudé
  • tu auras boudé
  • il/elle aura boudé
  • nous aurons boudé
  • vous aurez boudé
  • ils/elles auront boudé

Conditionalis I

  • ik zou kniezen
  • jij zou kniezen
  • hij/zij/het zou kniezen
  • wij zouden kniezen
  • jullie zouden kniezen
  • zij zouden kniezen

Conditionnel présent

  • je bouderais
  • tu bouderais
  • il/elle bouderait
  • nous bouderions
  • vous bouderiez
  • ils/elles bouderaient

Conditionalis II

  • ik zou hebben gekniesd
  • jij zou hebben gekniesd
  • hij/zij/het zou hebben gekniesd
  • wij zouden hebben gekniesd
  • jullie zouden hebben gekniesd
  • zij zouden hebben gekniesd

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais boudé
  • tu aurais boudé
  • il/elle aurait boudé
  • nous aurions boudé
  • vous auriez boudé
  • ils/elles auraient boudé

Imperatief

  • jij knies
  • jullie kniest

Impératif

  • tu boude
  • vous boudez

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van kniezen