Vervoeging van knipogen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik knipoog
- jij knipoogt
- hij/zij/het knipoogt
- wij knipogen
- jullie knipogen
- zij knipogen
Onvoltooid verleden tijd
- ik knipoogde
- jij knipoogde
- hij/zij/het knipoogde
- wij knipoogden
- jullie knipoogden
- zij knipoogden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geknipoogd
- jij hebt geknipoogd
- hij/zij/het heeft geknipoogd
- wij hebben geknipoogd
- jullie hebben geknipoogd
- zij hebben geknipoogd
Voltooid verleden tijd
- ik had geknipoogd
- jij had geknipoogd
- hij/zij/het had geknipoogd
- wij hadden geknipoogd
- jullie hadden geknipoogd
- zij hadden geknipoogd
Toekomende tijd I
- ik zal knipogen
- jij zult knipogen
- hij/zij/het zal knipogen
- wij zullen knipogen
- jullie zullen knipogen
- zij zullen knipogen
Toekomende tijd II
- ik zal geknipoogd hebben
- jij zult geknipoogd hebben
- hij/zij/het zal geknipoogd hebben
- wij zullen geknipoogd hebben
- jullie zullen geknipoogd hebben
- zij zullen geknipoogd hebben
Conditionalis I
- ik zou knipogen
- jij zou knipogen
- hij/zij/het zou knipogen
- wij zouden knipogen
- jullie zouden knipogen
- zij zouden knipogen
Conditionalis II
- ik zou hebben geknipoogd
- jij zou hebben geknipoogd
- hij/zij/het zou hebben geknipoogd
- wij zouden hebben geknipoogd
- jullie zouden hebben geknipoogd
- zij zouden hebben geknipoogd
Imperatief
- jij knipoog
- jullie knipoogt