Vervoeging van kopiëren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik kopieer
    • jij kopieert
    • hij/zij/het kopieert
    • wij kopiëren
    • jullie kopiëren
    • zij kopiëren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik kopieerde
    • jij kopieerde
    • hij/zij/het kopieerde
    • wij kopieerden
    • jullie kopieerden
    • zij kopieerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gekopieerd
    • jij hebt gekopieerd
    • hij/zij/het heeft gekopieerd
    • wij hebben gekopieerd
    • jullie hebben gekopieerd
    • zij hebben gekopieerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gekopieerd
    • jij had gekopieerd
    • hij/zij/het had gekopieerd
    • wij hadden gekopieerd
    • jullie hadden gekopieerd
    • zij hadden gekopieerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal kopiëren
    • jij zult kopiëren
    • hij/zij/het zal kopiëren
    • wij zullen kopiëren
    • jullie zullen kopiëren
    • zij zullen kopiëren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gekopieerd hebben
    • jij zult gekopieerd hebben
    • hij/zij/het zal gekopieerd hebben
    • wij zullen gekopieerd hebben
    • jullie zullen gekopieerd hebben
    • zij zullen gekopieerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou kopiëren
    • jij zou kopiëren
    • hij/zij/het zou kopiëren
    • wij zouden kopiëren
    • jullie zouden kopiëren
    • zij zouden kopiëren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gekopieerd
    • jij zou hebben gekopieerd
    • hij/zij/het zou hebben gekopieerd
    • wij zouden hebben gekopieerd
    • jullie zouden hebben gekopieerd
    • zij zouden hebben gekopieerd
  • Imperatief

    • jij kopieer
    • jullie kopieert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van kopiëren