Vervoeging van koppen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kop
- jij kopt
- hij/zij/het kopt
- wij koppen
- jullie koppen
- zij koppen
Onvoltooid verleden tijd
- ik kopte
- jij kopte
- hij/zij/het kopte
- wij kopten
- jullie kopten
- zij kopten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gekopt
- jij hebt gekopt
- hij/zij/het heeft gekopt
- wij hebben gekopt
- jullie hebben gekopt
- zij hebben gekopt
Voltooid verleden tijd
- ik had gekopt
- jij had gekopt
- hij/zij/het had gekopt
- wij hadden gekopt
- jullie hadden gekopt
- zij hadden gekopt
Toekomende tijd I
- ik zal koppen
- jij zult koppen
- hij/zij/het zal koppen
- wij zullen koppen
- jullie zullen koppen
- zij zullen koppen
Toekomende tijd II
- ik zal gekopt hebben
- jij zult gekopt hebben
- hij/zij/het zal gekopt hebben
- wij zullen gekopt hebben
- jullie zullen gekopt hebben
- zij zullen gekopt hebben
Conditionalis I
- ik zou koppen
- jij zou koppen
- hij/zij/het zou koppen
- wij zouden koppen
- jullie zouden koppen
- zij zouden koppen
Conditionalis II
- ik zou hebben gekopt
- jij zou hebben gekopt
- hij/zij/het zou hebben gekopt
- wij zouden hebben gekopt
- jullie zouden hebben gekopt
- zij zouden hebben gekopt
Imperatief
- jij kop
- jullie kopt