Vervoeging van kouvatten
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vat kou
- jij vat kou
- hij/zij/het vat kou
- wij vatten kou
- jullie vatten kou
- zij vatten kou
Onvoltooid verleden tijd
- ik vatte kou
- jij vatte kou
- hij/zij/het vatte kou
- wij vatten kou
- jullie vatten kou
- zij vatten kou
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb kougevat
- jij hebt kougevat
- hij/zij/het heeft kougevat
- wij hebben kougevat
- jullie hebben kougevat
- zij hebben kougevat
Voltooid verleden tijd
- ik had kougevat
- jij had kougevat
- hij/zij/het had kougevat
- wij hadden kougevat
- jullie hadden kougevat
- zij hadden kougevat
Toekomende tijd I
- ik zal kouvatten
- jij zult kouvatten
- hij/zij/het zal kouvatten
- wij zullen kouvatten
- jullie zullen kouvatten
- zij zullen kouvatten
Toekomende tijd II
- ik zal kougevat hebben
- jij zult kougevat hebben
- hij/zij/het zal kougevat hebben
- wij zullen kougevat hebben
- jullie zullen kougevat hebben
- zij zullen kougevat hebben
Conditionalis I
- ik zou kouvatten
- jij zou kouvatten
- hij/zij/het zou kouvatten
- wij zouden kouvatten
- jullie zouden kouvatten
- zij zouden kouvatten
Conditionalis II
- ik zou hebben kougevat
- jij zou hebben kougevat
- hij/zij/het zou hebben kougevat
- wij zouden hebben kougevat
- jullie zouden hebben kougevat
- zij zouden hebben kougevat
Imperatief
- jij vat kou
- jullie vat kou