Vervoeging van krassen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik kras
    • jij krast
    • hij/zij/het krast
    • wij krassen
    • jullie krassen
    • zij krassen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik kraste
    • jij kraste
    • hij/zij/het kraste
    • wij krasten
    • jullie krasten
    • zij krasten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gekrast
    • jij hebt gekrast
    • hij/zij/het heeft gekrast
    • wij hebben gekrast
    • jullie hebben gekrast
    • zij hebben gekrast
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gekrast
    • jij had gekrast
    • hij/zij/het had gekrast
    • wij hadden gekrast
    • jullie hadden gekrast
    • zij hadden gekrast
  • Toekomende tijd I

    • ik zal krassen
    • jij zult krassen
    • hij/zij/het zal krassen
    • wij zullen krassen
    • jullie zullen krassen
    • zij zullen krassen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gekrast hebben
    • jij zult gekrast hebben
    • hij/zij/het zal gekrast hebben
    • wij zullen gekrast hebben
    • jullie zullen gekrast hebben
    • zij zullen gekrast hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou krassen
    • jij zou krassen
    • hij/zij/het zou krassen
    • wij zouden krassen
    • jullie zouden krassen
    • zij zouden krassen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gekrast
    • jij zou hebben gekrast
    • hij/zij/het zou hebben gekrast
    • wij zouden hebben gekrast
    • jullie zouden hebben gekrast
    • zij zouden hebben gekrast
  • Imperatief

    • jij kras
    • jullie krast

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van krassen