Vervoeging van krijgen

Vertaling: ricevere

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik krijg
  • jij krijgt
  • hij/zij/het krijgt
  • wij krijgen
  • jullie krijgen
  • zij krijgen

Presente

  • io ricevo
  • tu ricevi
  • lui/lei/Lei riceve
  • noi riceviamo
  • voi/Voi ricevete
  • loro/Loro ricevono

Onvoltooid verleden tijd

  • ik kreeg
  • jij kreeg
  • hij/zij/het kreeg
  • wij kregen
  • jullie kregen
  • zij kregen

Imperfetto

  • io ricevevo
  • tu ricevevi
  • lui/lei/Lei riceveva
  • noi ricevevamo
  • voi/Voi ricevevate
  • loro/Loro ricevevano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gekregen
  • jij hebt gekregen
  • hij/zij/het heeft gekregen
  • wij hebben gekregen
  • jullie hebben gekregen
  • zij hebben gekregen

Passato prossimo

  • io ho ricevuto
  • tu hai ricevuto
  • lui/lei/Lei ha ricevuto
  • noi abbiamo ricevuto
  • voi/Voi avete ricevuto
  • loro/Loro hanno ricevuto

Voltooid verleden tijd

  • ik had gekregen
  • jij had gekregen
  • hij/zij/het had gekregen
  • wij hadden gekregen
  • jullie hadden gekregen
  • zij hadden gekregen

Trapassato prossimo

  • io avevo ricevuto
  • tu avevi ricevuto
  • lui/lei/Lei aveva ricevuto
  • noi avevamo ricevuto
  • voi/Voi avevate ricevuto
  • loro/Loro avevano ricevuto

Toekomende tijd I

  • ik zal krijgen
  • jij zult krijgen
  • hij/zij/het zal krijgen
  • wij zullen krijgen
  • jullie zullen krijgen
  • zij zullen krijgen

Futuro semplice

  • io riceverò
  • tu riceverai
  • lui/lei/Lei riceverà
  • noi riceveremo
  • voi/Voi riceverete
  • loro/Loro riceveranno

Toekomende tijd II

  • ik zal gekregen hebben
  • jij zult gekregen hebben
  • hij/zij/het zal gekregen hebben
  • wij zullen gekregen hebben
  • jullie zullen gekregen hebben
  • zij zullen gekregen hebben

Futuro anteriore

  • io avrò ricevuto
  • tu avrai ricevuto
  • lui/lei/Lei avrà ricevuto
  • noi avremo ricevuto
  • voi/Voi avrete ricevuto
  • loro/Loro avranno ricevuto

Conditionalis I

  • ik zou krijgen
  • jij zou krijgen
  • hij/zij/het zou krijgen
  • wij zouden krijgen
  • jullie zouden krijgen
  • zij zouden krijgen

Condizionale presente

  • io riceverei
  • tu riceveresti
  • lui/lei/Lei riceverebbe
  • noi riceveremmo
  • voi/Voi ricevereste
  • loro/Loro riceverebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben gekregen
  • jij zou hebben gekregen
  • hij/zij/het zou hebben gekregen
  • wij zouden hebben gekregen
  • jullie zouden hebben gekregen
  • zij zouden hebben gekregen

Condizionale passato

  • io avrei ricevuto
  • tu avresti ricevuto
  • lui/lei/Lei avrebbe ricevuto
  • noi avremmo ricevuto
  • voi/Voi avreste ricevuto
  • loro/Loro avrebbero ricevuto

Imperatief

  • jij krijg
  • jullie krijgt

Imperativo

  • tu ricevi
  • voi/Voi ricevete

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van krijgen