Vervoeging van krijten
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik krijt
- jij krijt
- hij/zij/het krijt
- wij krijten
- jullie krijten
- zij krijten
Onvoltooid verleden tijd
- ik kreet
- jij kreet
- hij/zij/het kreet
- wij kreten
- jullie kreten
- zij kreten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gekreten
- jij hebt gekreten
- hij/zij/het heeft gekreten
- wij hebben gekreten
- jullie hebben gekreten
- zij hebben gekreten
Voltooid verleden tijd
- ik had gekreten
- jij had gekreten
- hij/zij/het had gekreten
- wij hadden gekreten
- jullie hadden gekreten
- zij hadden gekreten
Toekomende tijd I
- ik zal krijten
- jij zult krijten
- hij/zij/het zal krijten
- wij zullen krijten
- jullie zullen krijten
- zij zullen krijten
Toekomende tijd II
- ik zal gekreten hebben
- jij zult gekreten hebben
- hij/zij/het zal gekreten hebben
- wij zullen gekreten hebben
- jullie zullen gekreten hebben
- zij zullen gekreten hebben
Conditionalis I
- ik zou krijten
- jij zou krijten
- hij/zij/het zou krijten
- wij zouden krijten
- jullie zouden krijten
- zij zouden krijten
Conditionalis II
- ik zou hebben gekreten
- jij zou hebben gekreten
- hij/zij/het zou hebben gekreten
- wij zouden hebben gekreten
- jullie zouden hebben gekreten
- zij zouden hebben gekreten
Imperatief
- jij krijt
- jullie krijt