Vervoeging van kuberen

Vertaling: to cube

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik kubeer
  • jij kubeert
  • hij/zij/het kubeert
  • wij kuberen
  • jullie kuberen
  • zij kuberen

Present

  • I cube
  • you cube
  • he/she/it cubes
  • we cube
  • you cube
  • they cube

Onvoltooid verleden tijd

  • ik kubeerde
  • jij kubeerde
  • hij/zij/het kubeerde
  • wij kubeerden
  • jullie kubeerden
  • zij kubeerden

Simple past

  • I cubed
  • you cubed
  • he/she/it cubed
  • we cubed
  • you cubed
  • they cubed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gekubeerd
  • jij hebt gekubeerd
  • hij/zij/het heeft gekubeerd
  • wij hebben gekubeerd
  • jullie hebben gekubeerd
  • zij hebben gekubeerd

Present perfect

  • I have cubed
  • you have cubed
  • he/she/it has cubed
  • we have cubed
  • you have cubed
  • they have cubed

Voltooid verleden tijd

  • ik had gekubeerd
  • jij had gekubeerd
  • hij/zij/het had gekubeerd
  • wij hadden gekubeerd
  • jullie hadden gekubeerd
  • zij hadden gekubeerd

Past perfect

  • I had cubed
  • you had cubed
  • he/she/it had cubed
  • we had cubed
  • you had cubed
  • they had cubed

Toekomende tijd I

  • ik zal kuberen
  • jij zult kuberen
  • hij/zij/het zal kuberen
  • wij zullen kuberen
  • jullie zullen kuberen
  • zij zullen kuberen

Future

  • I will cube
  • you will cube
  • he/she/it will cube
  • we will cube
  • you will cube
  • they will cube

Toekomende tijd II

  • ik zal gekubeerd hebben
  • jij zult gekubeerd hebben
  • hij/zij/het zal gekubeerd hebben
  • wij zullen gekubeerd hebben
  • jullie zullen gekubeerd hebben
  • zij zullen gekubeerd hebben

Future perfect

  • I will have cubed
  • you will have cubed
  • he/she/it will have cubed
  • we will have cubed
  • you will have cubed
  • they will have cubed

Conditionalis I

  • ik zou kuberen
  • jij zou kuberen
  • hij/zij/het zou kuberen
  • wij zouden kuberen
  • jullie zouden kuberen
  • zij zouden kuberen

Conditional present

  • I would cube
  • you would cube
  • he/she/it would cube
  • we would cube
  • you would cube
  • they would cube

Conditionalis II

  • ik zou hebben gekubeerd
  • jij zou hebben gekubeerd
  • hij/zij/het zou hebben gekubeerd
  • wij zouden hebben gekubeerd
  • jullie zouden hebben gekubeerd
  • zij zouden hebben gekubeerd

Conditional perfect

  • I would have cubed
  • you would have cubed
  • he/she/it would have cubed
  • we would have cubed
  • you would have cubed
  • they would have cubed

Imperatief

  • jij kubeer
  • jullie kubeert

Imperative

  • you cube
  • you cube