Vervoeging van kwalificeren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kwalificeer
- jij kwalificeert
- hij/zij/het kwalificeert
- wij kwalificeren
- jullie kwalificeren
- zij kwalificeren
Onvoltooid verleden tijd
- ik kwalificeerde
- jij kwalificeerde
- hij/zij/het kwalificeerde
- wij kwalificeerden
- jullie kwalificeerden
- zij kwalificeerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gekwalificeerd
- jij hebt gekwalificeerd
- hij/zij/het heeft gekwalificeerd
- wij hebben gekwalificeerd
- jullie hebben gekwalificeerd
- zij hebben gekwalificeerd
Voltooid verleden tijd
- ik had gekwalificeerd
- jij had gekwalificeerd
- hij/zij/het had gekwalificeerd
- wij hadden gekwalificeerd
- jullie hadden gekwalificeerd
- zij hadden gekwalificeerd
Toekomende tijd I
- ik zal kwalificeren
- jij zult kwalificeren
- hij/zij/het zal kwalificeren
- wij zullen kwalificeren
- jullie zullen kwalificeren
- zij zullen kwalificeren
Toekomende tijd II
- ik zal gekwalificeerd hebben
- jij zult gekwalificeerd hebben
- hij/zij/het zal gekwalificeerd hebben
- wij zullen gekwalificeerd hebben
- jullie zullen gekwalificeerd hebben
- zij zullen gekwalificeerd hebben
Conditionalis I
- ik zou kwalificeren
- jij zou kwalificeren
- hij/zij/het zou kwalificeren
- wij zouden kwalificeren
- jullie zouden kwalificeren
- zij zouden kwalificeren
Conditionalis II
- ik zou hebben gekwalificeerd
- jij zou hebben gekwalificeerd
- hij/zij/het zou hebben gekwalificeerd
- wij zouden hebben gekwalificeerd
- jullie zouden hebben gekwalificeerd
- zij zouden hebben gekwalificeerd
Imperatief
- jij kwalificeer
- jullie kwalificeert