Vervoeging van kwijtspelen
Onbepaalde wijs (infinitief): kwijtspelen
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik speel kwijt
- jij speelt kwijt
- hij/zij/het speelt kwijt
- wij spelen kwijt
- jullie spelen kwijt
- zij spelen kwijt
Onvoltooid verleden tijd
- ik speelde kwijt
- jij speelde kwijt
- hij/zij/het speelde kwijt
- wij speelden kwijt
- jullie speelden kwijt
- zij speelden kwijt
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb kwijtgespeeld
- jij hebt kwijtgespeeld
- hij/zij/het heeft kwijtgespeeld
- wij hebben kwijtgespeeld
- jullie hebben kwijtgespeeld
- zij hebben kwijtgespeeld
Voltooid verleden tijd
- ik had kwijtgespeeld
- jij had kwijtgespeeld
- hij/zij/het had kwijtgespeeld
- wij hadden kwijtgespeeld
- jullie hadden kwijtgespeeld
- zij hadden kwijtgespeeld
Toekomende tijd I
- ik zal kwijtspelen
- jij zult kwijtspelen
- hij/zij/het zal kwijtspelen
- wij zullen kwijtspelen
- jullie zullen kwijtspelen
- zij zullen kwijtspelen
Toekomende tijd II
- ik zal kwijtgespeeld hebben
- jij zult kwijtgespeeld hebben
- hij/zij/het zal kwijtgespeeld hebben
- wij zullen kwijtgespeeld hebben
- jullie zullen kwijtgespeeld hebben
- zij zullen kwijtgespeeld hebben
Conditionalis I
- ik zou kwijtspelen
- jij zou kwijtspelen
- hij/zij/het zou kwijtspelen
- wij zouden kwijtspelen
- jullie zouden kwijtspelen
- zij zouden kwijtspelen
Conditionalis II
- ik zou hebben kwijtgespeeld
- jij zou hebben kwijtgespeeld
- hij/zij/het zou hebben kwijtgespeeld
- wij zouden hebben kwijtgespeeld
- jullie zouden hebben kwijtgespeeld
- zij zouden hebben kwijtgespeeld
Imperatief
- jij speel kwijt
- jullie speelt kwijt