Vervoeging van kwinkeleren
Onbepaalde wijs (infinitief): kwinkeleren
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kwinkeleer
- jij kwinkeleert
- hij/zij/het kwinkeleert
- wij kwinkeleren
- jullie kwinkeleren
- zij kwinkeleren
Onvoltooid verleden tijd
- ik kwinkeleerde
- jij kwinkeleerde
- hij/zij/het kwinkeleerde
- wij kwinkeleerden
- jullie kwinkeleerden
- zij kwinkeleerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gekwinkeleerd
- jij hebt gekwinkeleerd
- hij/zij/het heeft gekwinkeleerd
- wij hebben gekwinkeleerd
- jullie hebben gekwinkeleerd
- zij hebben gekwinkeleerd
Voltooid verleden tijd
- ik had gekwinkeleerd
- jij had gekwinkeleerd
- hij/zij/het had gekwinkeleerd
- wij hadden gekwinkeleerd
- jullie hadden gekwinkeleerd
- zij hadden gekwinkeleerd
Toekomende tijd I
- ik zal kwinkeleren
- jij zult kwinkeleren
- hij/zij/het zal kwinkeleren
- wij zullen kwinkeleren
- jullie zullen kwinkeleren
- zij zullen kwinkeleren
Toekomende tijd II
- ik zal gekwinkeleerd hebben
- jij zult gekwinkeleerd hebben
- hij/zij/het zal gekwinkeleerd hebben
- wij zullen gekwinkeleerd hebben
- jullie zullen gekwinkeleerd hebben
- zij zullen gekwinkeleerd hebben
Conditionalis I
- ik zou kwinkeleren
- jij zou kwinkeleren
- hij/zij/het zou kwinkeleren
- wij zouden kwinkeleren
- jullie zouden kwinkeleren
- zij zouden kwinkeleren
Conditionalis II
- ik zou hebben gekwinkeleerd
- jij zou hebben gekwinkeleerd
- hij/zij/het zou hebben gekwinkeleerd
- wij zouden hebben gekwinkeleerd
- jullie zouden hebben gekwinkeleerd
- zij zouden hebben gekwinkeleerd
Imperatief
- jij kwinkeleer
- jullie kwinkeleert