Vervoeging van lamslaan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik sla lam
- jij slaat lam
- hij/zij/het slaat lam
- wij slaan lam
- jullie slaan lam
- zij slaan lam
Onvoltooid verleden tijd
- ik sloeg lam
- jij sloeg lam
- hij/zij/het sloeg lam
- wij sloegen lam
- jullie sloegen lam
- zij sloegen lam
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb lamgeslagen
- jij hebt lamgeslagen
- hij/zij/het heeft lamgeslagen
- wij hebben lamgeslagen
- jullie hebben lamgeslagen
- zij hebben lamgeslagen
Voltooid verleden tijd
- ik had lamgeslagen
- jij had lamgeslagen
- hij/zij/het had lamgeslagen
- wij hadden lamgeslagen
- jullie hadden lamgeslagen
- zij hadden lamgeslagen
Toekomende tijd I
- ik zal lamslaan
- jij zult lamslaan
- hij/zij/het zal lamslaan
- wij zullen lamslaan
- jullie zullen lamslaan
- zij zullen lamslaan
Toekomende tijd II
- ik zal lamgeslagen hebben
- jij zult lamgeslagen hebben
- hij/zij/het zal lamgeslagen hebben
- wij zullen lamgeslagen hebben
- jullie zullen lamgeslagen hebben
- zij zullen lamgeslagen hebben
Conditionalis I
- ik zou lamslaan
- jij zou lamslaan
- hij/zij/het zou lamslaan
- wij zouden lamslaan
- jullie zouden lamslaan
- zij zouden lamslaan
Conditionalis II
- ik zou hebben lamgeslagen
- jij zou hebben lamgeslagen
- hij/zij/het zou hebben lamgeslagen
- wij zouden hebben lamgeslagen
- jullie zouden hebben lamgeslagen
- zij zouden hebben lamgeslagen
Imperatief
- jij sla lam
- jullie slaat lam