Vervoeging van landmeten
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik meet land
- jij meet land
- hij/zij/het meet land
- wij meten land
- jullie meten land
- zij meten land
Onvoltooid verleden tijd
- ik mat land
- jij mat land
- hij/zij/het mat land
- wij maten land
- jullie maten land
- zij maten land
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb landgemeten
- jij hebt landgemeten
- hij/zij/het heeft landgemeten
- wij hebben landgemeten
- jullie hebben landgemeten
- zij hebben landgemeten
Voltooid verleden tijd
- ik had landgemeten
- jij had landgemeten
- hij/zij/het had landgemeten
- wij hadden landgemeten
- jullie hadden landgemeten
- zij hadden landgemeten
Toekomende tijd I
- ik zal landmeten
- jij zult landmeten
- hij/zij/het zal landmeten
- wij zullen landmeten
- jullie zullen landmeten
- zij zullen landmeten
Toekomende tijd II
- ik zal landgemeten hebben
- jij zult landgemeten hebben
- hij/zij/het zal landgemeten hebben
- wij zullen landgemeten hebben
- jullie zullen landgemeten hebben
- zij zullen landgemeten hebben
Conditionalis I
- ik zou landmeten
- jij zou landmeten
- hij/zij/het zou landmeten
- wij zouden landmeten
- jullie zouden landmeten
- zij zouden landmeten
Conditionalis II
- ik zou hebben landgemeten
- jij zou hebben landgemeten
- hij/zij/het zou hebben landgemeten
- wij zouden hebben landgemeten
- jullie zouden hebben landgemeten
- zij zouden hebben landgemeten
Imperatief
- jij meet land
- jullie meet land