Vervoeging van langslopen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik loop langs
- jij loopt langs
- hij/zij/het loopt langs
- wij lopen langs
- jullie lopen langs
- zij lopen langs
Onvoltooid verleden tijd
- ik liep langs
- jij liep langs
- hij/zij/het liep langs
- wij liepen langs
- jullie liepen langs
- zij liepen langs
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb langsgelopen
- jij hebt langsgelopen
- hij/zij/het heeft langsgelopen
- wij hebben langsgelopen
- jullie hebben langsgelopen
- zij hebben langsgelopen
Voltooid verleden tijd
- ik had langsgelopen
- jij had langsgelopen
- hij/zij/het had langsgelopen
- wij hadden langsgelopen
- jullie hadden langsgelopen
- zij hadden langsgelopen
Toekomende tijd I
- ik zal langslopen
- jij zult langslopen
- hij/zij/het zal langslopen
- wij zullen langslopen
- jullie zullen langslopen
- zij zullen langslopen
Toekomende tijd II
- ik zal langsgelopen hebben
- jij zult langsgelopen hebben
- hij/zij/het zal langsgelopen hebben
- wij zullen langsgelopen hebben
- jullie zullen langsgelopen hebben
- zij zullen langsgelopen hebben
Conditionalis I
- ik zou langslopen
- jij zou langslopen
- hij/zij/het zou langslopen
- wij zouden langslopen
- jullie zouden langslopen
- zij zouden langslopen
Conditionalis II
- ik zou hebben langsgelopen
- jij zou hebben langsgelopen
- hij/zij/het zou hebben langsgelopen
- wij zouden hebben langsgelopen
- jullie zouden hebben langsgelopen
- zij zouden hebben langsgelopen
Imperatief
- jij loop langs
- jullie loopt langs