Vervoeging van lazerstralen

Onbepaalde wijs (infinitief): lazerstralen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik lazerstraal
    • jij lazerstraalt
    • hij/zij/het lazerstraalt
    • wij lazerstralen
    • jullie lazerstralen
    • zij lazerstralen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik lazerstraalde
    • jij lazerstraalde
    • hij/zij/het lazerstraalde
    • wij lazerstraalden
    • jullie lazerstraalden
    • zij lazerstraalden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gelazerstraald
    • jij hebt gelazerstraald
    • hij/zij/het heeft gelazerstraald
    • wij hebben gelazerstraald
    • jullie hebben gelazerstraald
    • zij hebben gelazerstraald
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gelazerstraald
    • jij had gelazerstraald
    • hij/zij/het had gelazerstraald
    • wij hadden gelazerstraald
    • jullie hadden gelazerstraald
    • zij hadden gelazerstraald
  • Toekomende tijd I

    • ik zal lazerstralen
    • jij zult lazerstralen
    • hij/zij/het zal lazerstralen
    • wij zullen lazerstralen
    • jullie zullen lazerstralen
    • zij zullen lazerstralen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gelazerstraald hebben
    • jij zult gelazerstraald hebben
    • hij/zij/het zal gelazerstraald hebben
    • wij zullen gelazerstraald hebben
    • jullie zullen gelazerstraald hebben
    • zij zullen gelazerstraald hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou lazerstralen
    • jij zou lazerstralen
    • hij/zij/het zou lazerstralen
    • wij zouden lazerstralen
    • jullie zouden lazerstralen
    • zij zouden lazerstralen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gelazerstraald
    • jij zou hebben gelazerstraald
    • hij/zij/het zou hebben gelazerstraald
    • wij zouden hebben gelazerstraald
    • jullie zouden hebben gelazerstraald
    • zij zouden hebben gelazerstraald
  • Imperatief

    • jij lazerstraal
    • jullie lazerstraalt