Vervoeging van lediggaan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ga ledig
- jij gaat ledig
- hij/zij/het gaat ledig
- wij gaan ledig
- jullie gaan ledig
- zij gaan ledig
Onvoltooid verleden tijd
- ik ging ledig
- jij ging ledig
- hij/zij/het ging ledig
- wij gingen ledig
- jullie gingen ledig
- zij gingen ledig
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb lediggegaan
- jij hebt lediggegaan
- hij/zij/het heeft lediggegaan
- wij hebben lediggegaan
- jullie hebben lediggegaan
- zij hebben lediggegaan
Voltooid verleden tijd
- ik had lediggegaan
- jij had lediggegaan
- hij/zij/het had lediggegaan
- wij hadden lediggegaan
- jullie hadden lediggegaan
- zij hadden lediggegaan
Toekomende tijd I
- ik zal lediggaan
- jij zult lediggaan
- hij/zij/het zal lediggaan
- wij zullen lediggaan
- jullie zullen lediggaan
- zij zullen lediggaan
Toekomende tijd II
- ik zal lediggegaan hebben
- jij zult lediggegaan hebben
- hij/zij/het zal lediggegaan hebben
- wij zullen lediggegaan hebben
- jullie zullen lediggegaan hebben
- zij zullen lediggegaan hebben
Conditionalis I
- ik zou lediggaan
- jij zou lediggaan
- hij/zij/het zou lediggaan
- wij zouden lediggaan
- jullie zouden lediggaan
- zij zouden lediggaan
Conditionalis II
- ik zou hebben lediggegaan
- jij zou hebben lediggegaan
- hij/zij/het zou hebben lediggegaan
- wij zouden hebben lediggegaan
- jullie zouden hebben lediggegaan
- zij zouden hebben lediggegaan
Imperatief
- jij ga ledig
- jullie gaat ledig