Vervoeging van legitimeren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik legitimeer
- jij legitimeert
- hij/zij/het legitimeert
- wij legitimeren
- jullie legitimeren
- zij legitimeren
Onvoltooid verleden tijd
- ik legitimeerde
- jij legitimeerde
- hij/zij/het legitimeerde
- wij legitimeerden
- jullie legitimeerden
- zij legitimeerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gelegitimeerd
- jij hebt gelegitimeerd
- hij/zij/het heeft gelegitimeerd
- wij hebben gelegitimeerd
- jullie hebben gelegitimeerd
- zij hebben gelegitimeerd
Voltooid verleden tijd
- ik had gelegitimeerd
- jij had gelegitimeerd
- hij/zij/het had gelegitimeerd
- wij hadden gelegitimeerd
- jullie hadden gelegitimeerd
- zij hadden gelegitimeerd
Toekomende tijd I
- ik zal legitimeren
- jij zult legitimeren
- hij/zij/het zal legitimeren
- wij zullen legitimeren
- jullie zullen legitimeren
- zij zullen legitimeren
Toekomende tijd II
- ik zal gelegitimeerd hebben
- jij zult gelegitimeerd hebben
- hij/zij/het zal gelegitimeerd hebben
- wij zullen gelegitimeerd hebben
- jullie zullen gelegitimeerd hebben
- zij zullen gelegitimeerd hebben
Conditionalis I
- ik zou legitimeren
- jij zou legitimeren
- hij/zij/het zou legitimeren
- wij zouden legitimeren
- jullie zouden legitimeren
- zij zouden legitimeren
Conditionalis II
- ik zou hebben gelegitimeerd
- jij zou hebben gelegitimeerd
- hij/zij/het zou hebben gelegitimeerd
- wij zouden hebben gelegitimeerd
- jullie zouden hebben gelegitimeerd
- zij zouden hebben gelegitimeerd
Imperatief
- jij legitimeer
- jullie legitimeert