Vervoeging van lekkerbekken
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik lekkerbek
- jij lekkerbekt
- hij/zij/het lekkerbekt
- wij lekkerbekken
- jullie lekkerbekken
- zij lekkerbekken
Onvoltooid verleden tijd
- ik lekkerbekte
- jij lekkerbekte
- hij/zij/het lekkerbekte
- wij lekkerbekten
- jullie lekkerbekten
- zij lekkerbekten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gelekkerbekt
- jij hebt gelekkerbekt
- hij/zij/het heeft gelekkerbekt
- wij hebben gelekkerbekt
- jullie hebben gelekkerbekt
- zij hebben gelekkerbekt
Voltooid verleden tijd
- ik had gelekkerbekt
- jij had gelekkerbekt
- hij/zij/het had gelekkerbekt
- wij hadden gelekkerbekt
- jullie hadden gelekkerbekt
- zij hadden gelekkerbekt
Toekomende tijd I
- ik zal lekkerbekken
- jij zult lekkerbekken
- hij/zij/het zal lekkerbekken
- wij zullen lekkerbekken
- jullie zullen lekkerbekken
- zij zullen lekkerbekken
Toekomende tijd II
- ik zal gelekkerbekt hebben
- jij zult gelekkerbekt hebben
- hij/zij/het zal gelekkerbekt hebben
- wij zullen gelekkerbekt hebben
- jullie zullen gelekkerbekt hebben
- zij zullen gelekkerbekt hebben
Conditionalis I
- ik zou lekkerbekken
- jij zou lekkerbekken
- hij/zij/het zou lekkerbekken
- wij zouden lekkerbekken
- jullie zouden lekkerbekken
- zij zouden lekkerbekken
Conditionalis II
- ik zou hebben gelekkerbekt
- jij zou hebben gelekkerbekt
- hij/zij/het zou hebben gelekkerbekt
- wij zouden hebben gelekkerbekt
- jullie zouden hebben gelekkerbekt
- zij zouden hebben gelekkerbekt
Imperatief
- jij lekkerbek
- jullie lekkerbekt