Vervoeging van lichten

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik licht
    • jij licht
    • hij/zij/het licht
    • wij lichten
    • jullie lichten
    • zij lichten
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik lichtte
    • jij lichtte
    • hij/zij/het lichtte
    • wij lichtten
    • jullie lichtten
    • zij lichtten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gelicht
    • jij hebt gelicht
    • hij/zij/het heeft gelicht
    • wij hebben gelicht
    • jullie hebben gelicht
    • zij hebben gelicht
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gelicht
    • jij had gelicht
    • hij/zij/het had gelicht
    • wij hadden gelicht
    • jullie hadden gelicht
    • zij hadden gelicht
  • Toekomende tijd I

    • ik zal lichten
    • jij zult lichten
    • hij/zij/het zal lichten
    • wij zullen lichten
    • jullie zullen lichten
    • zij zullen lichten
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gelicht hebben
    • jij zult gelicht hebben
    • hij/zij/het zal gelicht hebben
    • wij zullen gelicht hebben
    • jullie zullen gelicht hebben
    • zij zullen gelicht hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou lichten
    • jij zou lichten
    • hij/zij/het zou lichten
    • wij zouden lichten
    • jullie zouden lichten
    • zij zouden lichten
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gelicht
    • jij zou hebben gelicht
    • hij/zij/het zou hebben gelicht
    • wij zouden hebben gelicht
    • jullie zouden hebben gelicht
    • zij zouden hebben gelicht
  • Imperatief

    • jij licht
    • jullie licht

Verwijzingen

Bekijk 5 definitie(s) van lichten