Vervoeging van lichten
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het licht
- zij lichten
Indicativo presente
- él/ella riela
- ellos/ellas rielan
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het lichtte
- zij lichtten
Indefinido
- él/ella rieló
- ellos/ellas rielaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft gelicht
- zij hebben gelicht
Pretérito perfecto compuesto
- él/ella ha rielado
- ellos/ellas han rielado
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had gelicht
- zij hadden gelicht
Pluscuamperfecto
- él/ella había rielado
- ellos/ellas habían rielado
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal lichten
- zij zullen lichten
Futuro I
- él/ella rielará
- ellos/ellas rielarán
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal gelicht hebben
- zij zullen gelicht hebben
Futuro perfecto
- él/ella habrá rielado
- ellos/ellas habrán rielado
Conditionalis I
- hij/zij/het zou lichten
- zij zouden lichten
Condicional
- él/ella rielaría
- ellos/ellas rielarían
Conditionalis II
- hij/zij/het zou hebben gelicht
- zij zouden hebben gelicht
Condicional perfecto
- él/ella habría rielado
- ellos/ellas habrían rielado