Vervoeging van liggen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik lig
    • jij ligt
    • hij/zij/het ligt
    • wij liggen
    • jullie liggen
    • zij liggen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik lag
    • jij lag
    • hij/zij/het lag
    • wij lagen
    • jullie lagen
    • zij lagen
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gelegen
    • jij hebt gelegen
    • hij/zij/het heeft gelegen
    • wij hebben gelegen
    • jullie hebben gelegen
    • zij hebben gelegen
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gelegen
    • jij had gelegen
    • hij/zij/het had gelegen
    • wij hadden gelegen
    • jullie hadden gelegen
    • zij hadden gelegen
  • Toekomende tijd I

    • ik zal liggen
    • jij zult liggen
    • hij/zij/het zal liggen
    • wij zullen liggen
    • jullie zullen liggen
    • zij zullen liggen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gelegen hebben
    • jij zult gelegen hebben
    • hij/zij/het zal gelegen hebben
    • wij zullen gelegen hebben
    • jullie zullen gelegen hebben
    • zij zullen gelegen hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou liggen
    • jij zou liggen
    • hij/zij/het zou liggen
    • wij zouden liggen
    • jullie zouden liggen
    • zij zouden liggen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gelegen
    • jij zou hebben gelegen
    • hij/zij/het zou hebben gelegen
    • wij zouden hebben gelegen
    • jullie zouden hebben gelegen
    • zij zouden hebben gelegen
  • Imperatief

    • jij lig
    • jullie ligt

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van liggen