Vervoeging van lithograferen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik lithografeer
- jij lithografeert
- hij/zij/het lithografeert
- wij lithograferen
- jullie lithograferen
- zij lithograferen
Onvoltooid verleden tijd
- ik lithografeerde
- jij lithografeerde
- hij/zij/het lithografeerde
- wij lithografeerden
- jullie lithografeerden
- zij lithografeerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gelithografeerd
- jij hebt gelithografeerd
- hij/zij/het heeft gelithografeerd
- wij hebben gelithografeerd
- jullie hebben gelithografeerd
- zij hebben gelithografeerd
Voltooid verleden tijd
- ik had gelithografeerd
- jij had gelithografeerd
- hij/zij/het had gelithografeerd
- wij hadden gelithografeerd
- jullie hadden gelithografeerd
- zij hadden gelithografeerd
Toekomende tijd I
- ik zal lithograferen
- jij zult lithograferen
- hij/zij/het zal lithograferen
- wij zullen lithograferen
- jullie zullen lithograferen
- zij zullen lithograferen
Toekomende tijd II
- ik zal gelithografeerd hebben
- jij zult gelithografeerd hebben
- hij/zij/het zal gelithografeerd hebben
- wij zullen gelithografeerd hebben
- jullie zullen gelithografeerd hebben
- zij zullen gelithografeerd hebben
Conditionalis I
- ik zou lithograferen
- jij zou lithograferen
- hij/zij/het zou lithograferen
- wij zouden lithograferen
- jullie zouden lithograferen
- zij zouden lithograferen
Conditionalis II
- ik zou hebben gelithografeerd
- jij zou hebben gelithografeerd
- hij/zij/het zou hebben gelithografeerd
- wij zouden hebben gelithografeerd
- jullie zouden hebben gelithografeerd
- zij zouden hebben gelithografeerd
Imperatief
- jij lithografeer
- jullie lithografeert