Vervoeging van lokaliseren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik lokaliseer
- jij lokaliseert
- hij/zij/het lokaliseert
- wij lokaliseren
- jullie lokaliseren
- zij lokaliseren
Onvoltooid verleden tijd
- ik lokaliseerde
- jij lokaliseerde
- hij/zij/het lokaliseerde
- wij lokaliseerden
- jullie lokaliseerden
- zij lokaliseerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gelokaliseerd
- jij hebt gelokaliseerd
- hij/zij/het heeft gelokaliseerd
- wij hebben gelokaliseerd
- jullie hebben gelokaliseerd
- zij hebben gelokaliseerd
Voltooid verleden tijd
- ik had gelokaliseerd
- jij had gelokaliseerd
- hij/zij/het had gelokaliseerd
- wij hadden gelokaliseerd
- jullie hadden gelokaliseerd
- zij hadden gelokaliseerd
Toekomende tijd I
- ik zal lokaliseren
- jij zult lokaliseren
- hij/zij/het zal lokaliseren
- wij zullen lokaliseren
- jullie zullen lokaliseren
- zij zullen lokaliseren
Toekomende tijd II
- ik zal gelokaliseerd hebben
- jij zult gelokaliseerd hebben
- hij/zij/het zal gelokaliseerd hebben
- wij zullen gelokaliseerd hebben
- jullie zullen gelokaliseerd hebben
- zij zullen gelokaliseerd hebben
Conditionalis I
- ik zou lokaliseren
- jij zou lokaliseren
- hij/zij/het zou lokaliseren
- wij zouden lokaliseren
- jullie zouden lokaliseren
- zij zouden lokaliseren
Conditionalis II
- ik zou hebben gelokaliseerd
- jij zou hebben gelokaliseerd
- hij/zij/het zou hebben gelokaliseerd
- wij zouden hebben gelokaliseerd
- jullie zouden hebben gelokaliseerd
- zij zouden hebben gelokaliseerd
Imperatief
- jij lokaliseer
- jullie lokaliseert