Vervoeging van loskopen

Vertaling: redimir

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik koop los
  • jij koopt los
  • hij/zij/het koopt los
  • wij kopen los
  • jullie kopen los
  • zij kopen los

Indicativo presente

  • yo redimo
  • redimes
  • él/ella redime
  • nosotros redimimos
  • vosotros redimís
  • ellos/ellas redimen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik kocht los
  • jij kocht los
  • hij/zij/het kocht los
  • wij kochten los
  • jullie kochten los
  • zij kochten los

Indefinido

  • yo redimí
  • redimiste
  • él/ella redimió
  • nosotros redimimos
  • vosotros redimisteis
  • ellos/ellas redimieron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb losgekocht
  • jij hebt losgekocht
  • hij/zij/het heeft losgekocht
  • wij hebben losgekocht
  • jullie hebben losgekocht
  • zij hebben losgekocht

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he redimido
  • has redimido
  • él/ella ha redimido
  • nosotros hemos redimido
  • vosotros habéis redimido
  • ellos/ellas han redimido

Voltooid verleden tijd

  • ik had losgekocht
  • jij had losgekocht
  • hij/zij/het had losgekocht
  • wij hadden losgekocht
  • jullie hadden losgekocht
  • zij hadden losgekocht

Pluscuamperfecto

  • yo había redimido
  • habías redimido
  • él/ella había redimido
  • nosotros habíamos redimido
  • vosotros habíais redimido
  • ellos/ellas habían redimido

Toekomende tijd I

  • ik zal loskopen
  • jij zult loskopen
  • hij/zij/het zal loskopen
  • wij zullen loskopen
  • jullie zullen loskopen
  • zij zullen loskopen

Futuro I

  • yo redimiré
  • redimirás
  • él/ella redimirá
  • nosotros redimiremos
  • vosotros redimiréis
  • ellos/ellas redimirán

Toekomende tijd II

  • ik zal losgekocht hebben
  • jij zult losgekocht hebben
  • hij/zij/het zal losgekocht hebben
  • wij zullen losgekocht hebben
  • jullie zullen losgekocht hebben
  • zij zullen losgekocht hebben

Futuro perfecto

  • yo habré redimido
  • habrás redimido
  • él/ella habrá redimido
  • nosotros habremos redimido
  • vosotros habréis redimido
  • ellos/ellas habrán redimido

Conditionalis I

  • ik zou loskopen
  • jij zou loskopen
  • hij/zij/het zou loskopen
  • wij zouden loskopen
  • jullie zouden loskopen
  • zij zouden loskopen

Condicional

  • yo redimiría
  • redimirías
  • él/ella redimiría
  • nosotros redimiríamos
  • vosotros redimiríais
  • ellos/ellas redimirían

Conditionalis II

  • ik zou hebben losgekocht
  • jij zou hebben losgekocht
  • hij/zij/het zou hebben losgekocht
  • wij zouden hebben losgekocht
  • jullie zouden hebben losgekocht
  • zij zouden hebben losgekocht

Condicional perfecto

  • yo habría redimido
  • habrías redimido
  • él/ella habría redimido
  • nosotros habríamos redimido
  • vosotros habríais redimido
  • ellos/ellas habrían redimido

Imperatief

  • jij koop los
  • jullie koopt los

Imperativo presente

  • redime
  • vosotros redimid