Vervoeging van lospraten
Onbepaalde wijs (infinitief): lospraten
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik praat los
- jij praat los
- hij/zij/het praat los
- wij praten los
- jullie praten los
- zij praten los
Onvoltooid verleden tijd
- ik praatte los
- jij praatte los
- hij/zij/het praatte los
- wij praatten los
- jullie praatten los
- zij praatten los
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb losgepraat
- jij hebt losgepraat
- hij/zij/het heeft losgepraat
- wij hebben losgepraat
- jullie hebben losgepraat
- zij hebben losgepraat
Voltooid verleden tijd
- ik had losgepraat
- jij had losgepraat
- hij/zij/het had losgepraat
- wij hadden losgepraat
- jullie hadden losgepraat
- zij hadden losgepraat
Toekomende tijd I
- ik zal lospraten
- jij zult lospraten
- hij/zij/het zal lospraten
- wij zullen lospraten
- jullie zullen lospraten
- zij zullen lospraten
Toekomende tijd II
- ik zal losgepraat hebben
- jij zult losgepraat hebben
- hij/zij/het zal losgepraat hebben
- wij zullen losgepraat hebben
- jullie zullen losgepraat hebben
- zij zullen losgepraat hebben
Conditionalis I
- ik zou lospraten
- jij zou lospraten
- hij/zij/het zou lospraten
- wij zouden lospraten
- jullie zouden lospraten
- zij zouden lospraten
Conditionalis II
- ik zou hebben losgepraat
- jij zou hebben losgepraat
- hij/zij/het zou hebben losgepraat
- wij zouden hebben losgepraat
- jullie zouden hebben losgepraat
- zij zouden hebben losgepraat
Imperatief
- jij praat los
- jullie praat los