Vervoeging van loswringen

Onbepaalde wijs (infinitief): loswringen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik wring los
    • jij wringt los
    • hij/zij/het wringt los
    • wij wringen los
    • jullie wringen los
    • zij wringen los
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik wrong los
    • jij wrong los
    • hij/zij/het wrong los
    • wij wrongen los
    • jullie wrongen los
    • zij wrongen los
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb losgewrongen
    • jij hebt losgewrongen
    • hij/zij/het heeft losgewrongen
    • wij hebben losgewrongen
    • jullie hebben losgewrongen
    • zij hebben losgewrongen
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had losgewrongen
    • jij had losgewrongen
    • hij/zij/het had losgewrongen
    • wij hadden losgewrongen
    • jullie hadden losgewrongen
    • zij hadden losgewrongen
  • Toekomende tijd I

    • ik zal loswringen
    • jij zult loswringen
    • hij/zij/het zal loswringen
    • wij zullen loswringen
    • jullie zullen loswringen
    • zij zullen loswringen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal losgewrongen hebben
    • jij zult losgewrongen hebben
    • hij/zij/het zal losgewrongen hebben
    • wij zullen losgewrongen hebben
    • jullie zullen losgewrongen hebben
    • zij zullen losgewrongen hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou loswringen
    • jij zou loswringen
    • hij/zij/het zou loswringen
    • wij zouden loswringen
    • jullie zouden loswringen
    • zij zouden loswringen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben losgewrongen
    • jij zou hebben losgewrongen
    • hij/zij/het zou hebben losgewrongen
    • wij zouden hebben losgewrongen
    • jullie zouden hebben losgewrongen
    • zij zouden hebben losgewrongen
  • Imperatief

    • jij wring los
    • jullie wringt los

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van loswringen