Vervoeging van lynchen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik lynch
- jij lyncht
- hij/zij/het lyncht
- wij lynchen
- jullie lynchen
- zij lynchen
Onvoltooid verleden tijd
- ik lynchte
- jij lynchte
- hij/zij/het lynchte
- wij lynchten
- jullie lynchten
- zij lynchten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gelyncht
- jij hebt gelyncht
- hij/zij/het heeft gelyncht
- wij hebben gelyncht
- jullie hebben gelyncht
- zij hebben gelyncht
Voltooid verleden tijd
- ik had gelyncht
- jij had gelyncht
- hij/zij/het had gelyncht
- wij hadden gelyncht
- jullie hadden gelyncht
- zij hadden gelyncht
Toekomende tijd I
- ik zal lynchen
- jij zult lynchen
- hij/zij/het zal lynchen
- wij zullen lynchen
- jullie zullen lynchen
- zij zullen lynchen
Toekomende tijd II
- ik zal gelyncht hebben
- jij zult gelyncht hebben
- hij/zij/het zal gelyncht hebben
- wij zullen gelyncht hebben
- jullie zullen gelyncht hebben
- zij zullen gelyncht hebben
Conditionalis I
- ik zou lynchen
- jij zou lynchen
- hij/zij/het zou lynchen
- wij zouden lynchen
- jullie zouden lynchen
- zij zouden lynchen
Conditionalis II
- ik zou hebben gelyncht
- jij zou hebben gelyncht
- hij/zij/het zou hebben gelyncht
- wij zouden hebben gelyncht
- jullie zouden hebben gelyncht
- zij zouden hebben gelyncht
Imperatief
- jij lynch
- jullie lyncht