Vervoeging van malen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik maal
    • jij maalt
    • hij/zij/het maalt
    • wij malen
    • jullie malen
    • zij malen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik maalde
    • jij maalde
    • hij/zij/het maalde
    • wij maalden
    • jullie maalden
    • zij maalden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gemaald
    • jij hebt gemaald
    • hij/zij/het heeft gemaald
    • wij hebben gemaald
    • jullie hebben gemaald
    • zij hebben gemaald
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gemaald
    • jij had gemaald
    • hij/zij/het had gemaald
    • wij hadden gemaald
    • jullie hadden gemaald
    • zij hadden gemaald
  • Toekomende tijd I

    • ik zal malen
    • jij zult malen
    • hij/zij/het zal malen
    • wij zullen malen
    • jullie zullen malen
    • zij zullen malen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gemaald hebben
    • jij zult gemaald hebben
    • hij/zij/het zal gemaald hebben
    • wij zullen gemaald hebben
    • jullie zullen gemaald hebben
    • zij zullen gemaald hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou malen
    • jij zou malen
    • hij/zij/het zou malen
    • wij zouden malen
    • jullie zouden malen
    • zij zouden malen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gemaald
    • jij zou hebben gemaald
    • hij/zij/het zou hebben gemaald
    • wij zouden hebben gemaald
    • jullie zouden hebben gemaald
    • zij zouden hebben gemaald
  • Imperatief

    • jij maal
    • jullie maalt

Verwijzingen

Bekijk 5 definitie(s) van malen