Vervoeging van martelen
Onbepaalde wijs (infinitief): martelen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik martel
- jij martelt
- hij/zij/het martelt
- wij martelen
- jullie martelen
- zij martelen
Presente
- io torturo
- tu torturi
- lui/lei/Lei tortura
- noi torturiamo
- voi/Voi torturate
- loro/Loro torturano
Onvoltooid verleden tijd
- ik martelde
- jij martelde
- hij/zij/het martelde
- wij martelden
- jullie martelden
- zij martelden
Imperfetto
- io torturavo
- tu torturavi
- lui/lei/Lei torturava
- noi torturavamo
- voi/Voi torturavate
- loro/Loro torturavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gemarteld
- jij hebt gemarteld
- hij/zij/het heeft gemarteld
- wij hebben gemarteld
- jullie hebben gemarteld
- zij hebben gemarteld
Passato prossimo
- io ho torturato
- tu hai torturato
- lui/lei/Lei ha torturato
- noi abbiamo torturato
- voi/Voi avete torturato
- loro/Loro hanno torturato
Voltooid verleden tijd
- ik had gemarteld
- jij had gemarteld
- hij/zij/het had gemarteld
- wij hadden gemarteld
- jullie hadden gemarteld
- zij hadden gemarteld
Trapassato prossimo
- io avevo torturato
- tu avevi torturato
- lui/lei/Lei aveva torturato
- noi avevamo torturato
- voi/Voi avevate torturato
- loro/Loro avevano torturato
Toekomende tijd I
- ik zal martelen
- jij zult martelen
- hij/zij/het zal martelen
- wij zullen martelen
- jullie zullen martelen
- zij zullen martelen
Futuro semplice
- io torturerò
- tu torturerai
- lui/lei/Lei torturerà
- noi tortureremo
- voi/Voi torturerete
- loro/Loro tortureranno
Toekomende tijd II
- ik zal gemarteld hebben
- jij zult gemarteld hebben
- hij/zij/het zal gemarteld hebben
- wij zullen gemarteld hebben
- jullie zullen gemarteld hebben
- zij zullen gemarteld hebben
Futuro anteriore
- io avrò torturato
- tu avrai torturato
- lui/lei/Lei avrà torturato
- noi avremo torturato
- voi/Voi avrete torturato
- loro/Loro avranno torturato
Conditionalis I
- ik zou martelen
- jij zou martelen
- hij/zij/het zou martelen
- wij zouden martelen
- jullie zouden martelen
- zij zouden martelen
Condizionale presente
- io torturerei
- tu tortureresti
- lui/lei/Lei torturerebbe
- noi tortureremmo
- voi/Voi torturereste
- loro/Loro torturerebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben gemarteld
- jij zou hebben gemarteld
- hij/zij/het zou hebben gemarteld
- wij zouden hebben gemarteld
- jullie zouden hebben gemarteld
- zij zouden hebben gemarteld
Condizionale passato
- io avrei torturato
- tu avresti torturato
- lui/lei/Lei avrebbe torturato
- noi avremmo torturato
- voi/Voi avreste torturato
- loro/Loro avrebbero torturato
Imperatief
- jij martel
- jullie martelt
Imperativo
- tu tortura
- voi/Voi torturate