Vervoeging van meebrullen

Onbepaalde wijs (infinitief): meebrullen

Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik brul mee
    • jij brult mee
    • hij/zij/het brult mee
    • wij brullen mee
    • jullie brullen mee
    • zij brullen mee
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik brulde mee
    • jij brulde mee
    • hij/zij/het brulde mee
    • wij brulden mee
    • jullie brulden mee
    • zij brulden mee
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb meegebruld
    • jij hebt meegebruld
    • hij/zij/het heeft meegebruld
    • wij hebben meegebruld
    • jullie hebben meegebruld
    • zij hebben meegebruld
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had meegebruld
    • jij had meegebruld
    • hij/zij/het had meegebruld
    • wij hadden meegebruld
    • jullie hadden meegebruld
    • zij hadden meegebruld
  • Toekomende tijd I

    • ik zal meebrullen
    • jij zult meebrullen
    • hij/zij/het zal meebrullen
    • wij zullen meebrullen
    • jullie zullen meebrullen
    • zij zullen meebrullen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal meegebruld hebben
    • jij zult meegebruld hebben
    • hij/zij/het zal meegebruld hebben
    • wij zullen meegebruld hebben
    • jullie zullen meegebruld hebben
    • zij zullen meegebruld hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou meebrullen
    • jij zou meebrullen
    • hij/zij/het zou meebrullen
    • wij zouden meebrullen
    • jullie zouden meebrullen
    • zij zouden meebrullen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben meegebruld
    • jij zou hebben meegebruld
    • hij/zij/het zou hebben meegebruld
    • wij zouden hebben meegebruld
    • jullie zouden hebben meegebruld
    • zij zouden hebben meegebruld
  • Imperatief

    • jij brul mee
    • jullie brult mee