Vervoeging van meefinancieren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik financier mee
- jij financiert mee
- hij/zij/het financiert mee
- wij financieren mee
- jullie financieren mee
- zij financieren mee
Onvoltooid verleden tijd
- ik financierde mee
- jij financierde mee
- hij/zij/het financierde mee
- wij financierden mee
- jullie financierden mee
- zij financierden mee
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb meegefinancierd
- jij hebt meegefinancierd
- hij/zij/het heeft meegefinancierd
- wij hebben meegefinancierd
- jullie hebben meegefinancierd
- zij hebben meegefinancierd
Voltooid verleden tijd
- ik had meegefinancierd
- jij had meegefinancierd
- hij/zij/het had meegefinancierd
- wij hadden meegefinancierd
- jullie hadden meegefinancierd
- zij hadden meegefinancierd
Toekomende tijd I
- ik zal meefinancieren
- jij zult meefinancieren
- hij/zij/het zal meefinancieren
- wij zullen meefinancieren
- jullie zullen meefinancieren
- zij zullen meefinancieren
Toekomende tijd II
- ik zal meegefinancierd hebben
- jij zult meegefinancierd hebben
- hij/zij/het zal meegefinancierd hebben
- wij zullen meegefinancierd hebben
- jullie zullen meegefinancierd hebben
- zij zullen meegefinancierd hebben
Conditionalis I
- ik zou meefinancieren
- jij zou meefinancieren
- hij/zij/het zou meefinancieren
- wij zouden meefinancieren
- jullie zouden meefinancieren
- zij zouden meefinancieren
Conditionalis II
- ik zou hebben meegefinancierd
- jij zou hebben meegefinancierd
- hij/zij/het zou hebben meegefinancierd
- wij zouden hebben meegefinancierd
- jullie zouden hebben meegefinancierd
- zij zouden hebben meegefinancierd
Imperatief
- jij financier mee
- jullie financiert mee