Vervoeging van meenemen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik neem mee
    • jij neemt mee
    • hij/zij/het neemt mee
    • wij nemen mee
    • jullie nemen mee
    • zij nemen mee
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik nam mee
    • jij nam mee
    • hij/zij/het nam mee
    • wij namen mee
    • jullie namen mee
    • zij namen mee
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb meegenomen
    • jij hebt meegenomen
    • hij/zij/het heeft meegenomen
    • wij hebben meegenomen
    • jullie hebben meegenomen
    • zij hebben meegenomen
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had meegenomen
    • jij had meegenomen
    • hij/zij/het had meegenomen
    • wij hadden meegenomen
    • jullie hadden meegenomen
    • zij hadden meegenomen
  • Toekomende tijd I

    • ik zal meenemen
    • jij zult meenemen
    • hij/zij/het zal meenemen
    • wij zullen meenemen
    • jullie zullen meenemen
    • zij zullen meenemen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal meegenomen hebben
    • jij zult meegenomen hebben
    • hij/zij/het zal meegenomen hebben
    • wij zullen meegenomen hebben
    • jullie zullen meegenomen hebben
    • zij zullen meegenomen hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou meenemen
    • jij zou meenemen
    • hij/zij/het zou meenemen
    • wij zouden meenemen
    • jullie zouden meenemen
    • zij zouden meenemen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben meegenomen
    • jij zou hebben meegenomen
    • hij/zij/het zou hebben meegenomen
    • wij zouden hebben meegenomen
    • jullie zouden hebben meegenomen
    • zij zouden hebben meegenomen
  • Imperatief

    • jij neem mee
    • jullie neemt mee

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van meenemen