Vervoeging van meeverdedigen

Onbepaalde wijs (infinitief): meeverdedigen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik verdedig mee
    • jij verdedigt mee
    • hij/zij/het verdedigt mee
    • wij verdedigen mee
    • jullie verdedigen mee
    • zij verdedigen mee
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik verdedigde mee
    • jij verdedigde mee
    • hij/zij/het verdedigde mee
    • wij verdedigden mee
    • jullie verdedigden mee
    • zij verdedigden mee
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb meegeverdedigd
    • jij hebt meegeverdedigd
    • hij/zij/het heeft meegeverdedigd
    • wij hebben meegeverdedigd
    • jullie hebben meegeverdedigd
    • zij hebben meegeverdedigd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had meegeverdedigd
    • jij had meegeverdedigd
    • hij/zij/het had meegeverdedigd
    • wij hadden meegeverdedigd
    • jullie hadden meegeverdedigd
    • zij hadden meegeverdedigd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal meeverdedigen
    • jij zult meeverdedigen
    • hij/zij/het zal meeverdedigen
    • wij zullen meeverdedigen
    • jullie zullen meeverdedigen
    • zij zullen meeverdedigen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal meegeverdedigd hebben
    • jij zult meegeverdedigd hebben
    • hij/zij/het zal meegeverdedigd hebben
    • wij zullen meegeverdedigd hebben
    • jullie zullen meegeverdedigd hebben
    • zij zullen meegeverdedigd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou meeverdedigen
    • jij zou meeverdedigen
    • hij/zij/het zou meeverdedigen
    • wij zouden meeverdedigen
    • jullie zouden meeverdedigen
    • zij zouden meeverdedigen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben meegeverdedigd
    • jij zou hebben meegeverdedigd
    • hij/zij/het zou hebben meegeverdedigd
    • wij zouden hebben meegeverdedigd
    • jullie zouden hebben meegeverdedigd
    • zij zouden hebben meegeverdedigd
  • Imperatief

    • jij verdedig mee
    • jullie verdedigt mee