Vervoeging van melken
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik melk
- jij melkt
- hij/zij/het melkt
- wij melken
- jullie melken
- zij melken
Présent
- je trais
- tu trais
- il/elle trait
- nous trayons
- vous trayez
- ils/elles traient
Onvoltooid verleden tijd
- ik molk
- jij molk
- hij/zij/het molk
- wij molken
- jullie molken
- zij molken
Indicatif imparfait
- je trayais
- tu trayais
- il/elle trayait
- nous trayions
- vous trayiez
- ils/elles trayaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gemolken
- jij hebt gemolken
- hij/zij/het heeft gemolken
- wij hebben gemolken
- jullie hebben gemolken
- zij hebben gemolken
Indicatif passé composé
- j'ai trait
- tu as trait
- il/elle a trait
- nous avons trait
- vous avez trait
- ils/elles ont trait
Voltooid verleden tijd
- ik had gemolken
- jij had gemolken
- hij/zij/het had gemolken
- wij hadden gemolken
- jullie hadden gemolken
- zij hadden gemolken
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais trait
- tu avais trait
- il/elle avait trait
- nous avions trait
- vous aviez trait
- ils/elles avaient trait
Toekomende tijd I
- ik zal melken
- jij zult melken
- hij/zij/het zal melken
- wij zullen melken
- jullie zullen melken
- zij zullen melken
Indicatif futur
- je trairai
- tu trairas
- il/elle traira
- nous trairons
- vous trairez
- ils/elles trairont
Toekomende tijd II
- ik zal gemolken hebben
- jij zult gemolken hebben
- hij/zij/het zal gemolken hebben
- wij zullen gemolken hebben
- jullie zullen gemolken hebben
- zij zullen gemolken hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai trait
- tu auras trait
- il/elle aura trait
- nous aurons trait
- vous aurez trait
- ils/elles auront trait
Conditionalis I
- ik zou melken
- jij zou melken
- hij/zij/het zou melken
- wij zouden melken
- jullie zouden melken
- zij zouden melken
Conditionnel présent
- je trairais
- tu trairais
- il/elle trairait
- nous trairions
- vous trairiez
- ils/elles trairaient
Conditionalis II
- ik zou hebben gemolken
- jij zou hebben gemolken
- hij/zij/het zou hebben gemolken
- wij zouden hebben gemolken
- jullie zouden hebben gemolken
- zij zouden hebben gemolken
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais trait
- tu aurais trait
- il/elle aurait trait
- nous aurions trait
- vous auriez trait
- ils/elles auraient trait
Imperatief
- jij melk
- jullie melkt
Impératif
- tu trais
- vous trayez