Vervoeging van mimen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik mime
- jij mimet
- hij/zij/het mimet
- wij mimen
- jullie mimen
- zij mimen
Onvoltooid verleden tijd
- ik mimede
- jij mimede
- hij/zij/het mimede
- wij mimeden
- jullie mimeden
- zij mimeden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gemimed
- jij hebt gemimed
- hij/zij/het heeft gemimed
- wij hebben gemimed
- jullie hebben gemimed
- zij hebben gemimed
Voltooid verleden tijd
- ik had gemimed
- jij had gemimed
- hij/zij/het had gemimed
- wij hadden gemimed
- jullie hadden gemimed
- zij hadden gemimed
Toekomende tijd I
- ik zal mimen
- jij zult mimen
- hij/zij/het zal mimen
- wij zullen mimen
- jullie zullen mimen
- zij zullen mimen
Toekomende tijd II
- ik zal gemimed hebben
- jij zult gemimed hebben
- hij/zij/het zal gemimed hebben
- wij zullen gemimed hebben
- jullie zullen gemimed hebben
- zij zullen gemimed hebben
Conditionalis I
- ik zou mimen
- jij zou mimen
- hij/zij/het zou mimen
- wij zouden mimen
- jullie zouden mimen
- zij zouden mimen
Conditionalis II
- ik zou hebben gemimed
- jij zou hebben gemimed
- hij/zij/het zou hebben gemimed
- wij zouden hebben gemimed
- jullie zouden hebben gemimed
- zij zouden hebben gemimed
Imperatief
- jij mime
- jullie mimet