Vervoeging van misgrijpen
Onbepaalde wijs (infinitief): misgrijpen
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik misgrijp
- jij misgrijpt
- hij/zij/het misgrijpt
- wij misgrijpen
- jullie misgrijpen
- zij misgrijpen
Präsens Indikativ
- ich verfehle
- du verfehlst
- er/sie/es verfehlt
- wir verfehlen
- ihr verfehlt
- sie verfehlen
Onvoltooid verleden tijd
- ik misgreep
- jij misgreep
- hij/zij/het misgreep
- wij misgrepen
- jullie misgrepen
- zij misgrepen
Präteritum Indikativ
- ich verfehlte
- du verfehltest
- er/sie/es verfehlte
- wir verfehlten
- ihr verfehltet
- sie verfehlten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb misgrepen
- jij hebt misgrepen
- hij/zij/het heeft misgrepen
- wij hebben misgrepen
- jullie hebben misgrepen
- zij hebben misgrepen
Perfekt Indikativ
- ich habe verfehlt
- du hast verfehlt
- er/sie/es hat verfehlt
- wir haben verfehlt
- ihr habt verfehlt
- sie haben verfehlt
Voltooid verleden tijd
- ik had misgrepen
- jij had misgrepen
- hij/zij/het had misgrepen
- wij hadden misgrepen
- jullie hadden misgrepen
- zij hadden misgrepen
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte verfehlt
- du hattest verfehlt
- er/sie/es hatte verfehlt
- wir hatten verfehlt
- ihr hattet verfehlt
- sie hatten verfehlt
Toekomende tijd I
- ik zal misgrijpen
- jij zult misgrijpen
- hij/zij/het zal misgrijpen
- wij zullen misgrijpen
- jullie zullen misgrijpen
- zij zullen misgrijpen
Futur I Indikativ
- ich werde verfehlen
- du wirst verfehlen
- er/sie/es wird verfehlen
- wir werden verfehlen
- ihr werdet verfehlen
- sie werden verfehlen
Toekomende tijd II
- ik zal misgrepen hebben
- jij zult misgrepen hebben
- hij/zij/het zal misgrepen hebben
- wij zullen misgrepen hebben
- jullie zullen misgrepen hebben
- zij zullen misgrepen hebben
Futur II Indikativ
- ich werde verfehlt haben
- du wirst verfehlt haben
- er/sie/es wird verfehlt haben
- wir werden verfehlt haben
- ihr werdet verfehlt haben
- sie werden verfehlt haben
Conditionalis I
- ik zou misgrijpen
- jij zou misgrijpen
- hij/zij/het zou misgrijpen
- wij zouden misgrijpen
- jullie zouden misgrijpen
- zij zouden misgrijpen
Futur I Konjunktiv II
- ich würde verfehlen
- du würdest verfehlen
- er/sie/es würde verfehlen
- wir würden verfehlen
- ihr würdet verfehlen
- sie würden verfehlen
Conditionalis II
- ik zou hebben misgrepen
- jij zou hebben misgrepen
- hij/zij/het zou hebben misgrepen
- wij zouden hebben misgrepen
- jullie zouden hebben misgrepen
- zij zouden hebben misgrepen
Futur II Konjunktiv II
- ich würde verfehlt haben
- du würdest verfehlt haben
- er/sie/es würde verfehlt haben
- wir würden verfehlt haben
- ihr würdet verfehlt haben
- sie würden verfehlt haben
Imperatief
- jij misgrijp
- jullie misgrijpt
Imperativ
- du verfehl(e)
- ihr verfehlt