Vervoeging van misgunnen
Onbepaalde wijs (infinitief): misgunnen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik misgun
- jij misgunt
- hij/zij/het misgunt
- wij misgunnen
- jullie misgunnen
- zij misgunnen
Présent
- j'envie
- tu envies
- il/elle envie
- nous envions
- vous enviez
- ils/elles envient
Onvoltooid verleden tijd
- ik misgunde
- jij misgunde
- hij/zij/het misgunde
- wij misgunden
- jullie misgunden
- zij misgunden
Indicatif imparfait
- j'enviais
- tu enviais
- il/elle enviait
- nous enviions
- vous enviiez
- ils/elles enviaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb misgund
- jij hebt misgund
- hij/zij/het heeft misgund
- wij hebben misgund
- jullie hebben misgund
- zij hebben misgund
Indicatif passé composé
- j'ai envié
- tu as envié
- il/elle a envié
- nous avons envié
- vous avez envié
- ils/elles ont envié
Voltooid verleden tijd
- ik had misgund
- jij had misgund
- hij/zij/het had misgund
- wij hadden misgund
- jullie hadden misgund
- zij hadden misgund
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais envié
- tu avais envié
- il/elle avait envié
- nous avions envié
- vous aviez envié
- ils/elles avaient envié
Toekomende tijd I
- ik zal misgunnen
- jij zult misgunnen
- hij/zij/het zal misgunnen
- wij zullen misgunnen
- jullie zullen misgunnen
- zij zullen misgunnen
Indicatif futur
- j'envierai
- tu envieras
- il/elle enviera
- nous envierons
- vous envierez
- ils/elles envieront
Toekomende tijd II
- ik zal misgund hebben
- jij zult misgund hebben
- hij/zij/het zal misgund hebben
- wij zullen misgund hebben
- jullie zullen misgund hebben
- zij zullen misgund hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai envié
- tu auras envié
- il/elle aura envié
- nous aurons envié
- vous aurez envié
- ils/elles auront envié
Conditionalis I
- ik zou misgunnen
- jij zou misgunnen
- hij/zij/het zou misgunnen
- wij zouden misgunnen
- jullie zouden misgunnen
- zij zouden misgunnen
Conditionnel présent
- j'envierais
- tu envierais
- il/elle envierait
- nous envierions
- vous envieriez
- ils/elles envieraient
Conditionalis II
- ik zou hebben misgund
- jij zou hebben misgund
- hij/zij/het zou hebben misgund
- wij zouden hebben misgund
- jullie zouden hebben misgund
- zij zouden hebben misgund
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais envié
- tu aurais envié
- il/elle aurait envié
- nous aurions envié
- vous auriez envié
- ils/elles auraient envié
Imperatief
- jij misgun
- jullie misgunt
Impératif
- tu envie
- vous enviez