Vervoeging van misleiden
Onbepaalde wijs (infinitief): misleiden
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik misleid
- jij misleidt
- hij/zij/het misleidt
- wij misleiden
- jullie misleiden
- zij misleiden
Presente
- io abbacino
- tu abbacini
- lui/lei/Lei abbacina
- noi abbaciniamo
- voi/Voi abbacinate
- loro/Loro abbacinano
Onvoltooid verleden tijd
- ik misleidde
- jij misleidde
- hij/zij/het misleidde
- wij misleidden
- jullie misleidden
- zij misleidden
Imperfetto
- io abbacinavo
- tu abbacinavi
- lui/lei/Lei abbacinava
- noi abbacinavamo
- voi/Voi abbacinavate
- loro/Loro abbacinavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb misleid
- jij hebt misleid
- hij/zij/het heeft misleid
- wij hebben misleid
- jullie hebben misleid
- zij hebben misleid
Passato prossimo
- io ho abbacinato
- tu hai abbacinato
- lui/lei/Lei ha abbacinato
- noi abbiamo abbacinato
- voi/Voi avete abbacinato
- loro/Loro hanno abbacinato
Voltooid verleden tijd
- ik had misleid
- jij had misleid
- hij/zij/het had misleid
- wij hadden misleid
- jullie hadden misleid
- zij hadden misleid
Trapassato prossimo
- io avevo abbacinato
- tu avevi abbacinato
- lui/lei/Lei aveva abbacinato
- noi avevamo abbacinato
- voi/Voi avevate abbacinato
- loro/Loro avevano abbacinato
Toekomende tijd I
- ik zal misleiden
- jij zult misleiden
- hij/zij/het zal misleiden
- wij zullen misleiden
- jullie zullen misleiden
- zij zullen misleiden
Futuro semplice
- io abbacinerò
- tu abbacinerai
- lui/lei/Lei abbacinerà
- noi abbacineremo
- voi/Voi abbacinerete
- loro/Loro abbacineranno
Toekomende tijd II
- ik zal misleid hebben
- jij zult misleid hebben
- hij/zij/het zal misleid hebben
- wij zullen misleid hebben
- jullie zullen misleid hebben
- zij zullen misleid hebben
Futuro anteriore
- io avrò abbacinato
- tu avrai abbacinato
- lui/lei/Lei avrà abbacinato
- noi avremo abbacinato
- voi/Voi avrete abbacinato
- loro/Loro avranno abbacinato
Conditionalis I
- ik zou misleiden
- jij zou misleiden
- hij/zij/het zou misleiden
- wij zouden misleiden
- jullie zouden misleiden
- zij zouden misleiden
Condizionale presente
- io abbacinerei
- tu abbacineresti
- lui/lei/Lei abbacinerebbe
- noi abbacineremmo
- voi/Voi abbacinereste
- loro/Loro abbacinerebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben misleid
- jij zou hebben misleid
- hij/zij/het zou hebben misleid
- wij zouden hebben misleid
- jullie zouden hebben misleid
- zij zouden hebben misleid
Condizionale passato
- io avrei abbacinato
- tu avresti abbacinato
- lui/lei/Lei avrebbe abbacinato
- noi avremmo abbacinato
- voi/Voi avreste abbacinato
- loro/Loro avrebbero abbacinato
Imperatief
- jij misleid
- jullie misleidt
Imperativo
- tu abbacina
- voi/Voi abbacinate