Vervoeging van misschieten

Onbepaalde wijs (infinitief): misschieten

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik schiet mis
    • jij schiet mis
    • hij/zij/het schiet mis
    • wij schieten mis
    • jullie schieten mis
    • zij schieten mis
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik schoot mis
    • jij schoot mis
    • hij/zij/het schoot mis
    • wij schoten mis
    • jullie schoten mis
    • zij schoten mis
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb misgeschoten
    • jij hebt misgeschoten
    • hij/zij/het heeft misgeschoten
    • wij hebben misgeschoten
    • jullie hebben misgeschoten
    • zij hebben misgeschoten
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had misgeschoten
    • jij had misgeschoten
    • hij/zij/het had misgeschoten
    • wij hadden misgeschoten
    • jullie hadden misgeschoten
    • zij hadden misgeschoten
  • Toekomende tijd I

    • ik zal misschieten
    • jij zult misschieten
    • hij/zij/het zal misschieten
    • wij zullen misschieten
    • jullie zullen misschieten
    • zij zullen misschieten
  • Toekomende tijd II

    • ik zal misgeschoten hebben
    • jij zult misgeschoten hebben
    • hij/zij/het zal misgeschoten hebben
    • wij zullen misgeschoten hebben
    • jullie zullen misgeschoten hebben
    • zij zullen misgeschoten hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou misschieten
    • jij zou misschieten
    • hij/zij/het zou misschieten
    • wij zouden misschieten
    • jullie zouden misschieten
    • zij zouden misschieten
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben misgeschoten
    • jij zou hebben misgeschoten
    • hij/zij/het zou hebben misgeschoten
    • wij zouden hebben misgeschoten
    • jullie zouden hebben misgeschoten
    • zij zouden hebben misgeschoten
  • Imperatief

    • jij schiet mis
    • jullie schiet mis

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van misschieten