Vervoeging van misslaan

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik sla mis
    • jij slaat mis
    • hij/zij/het slaat mis
    • wij slaan mis
    • jullie slaan mis
    • zij slaan mis
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik sloeg mis
    • jij sloeg mis
    • hij/zij/het sloeg mis
    • wij sloegen mis
    • jullie sloegen mis
    • zij sloegen mis
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb misgeslagen
    • jij hebt misgeslagen
    • hij/zij/het heeft misgeslagen
    • wij hebben misgeslagen
    • jullie hebben misgeslagen
    • zij hebben misgeslagen
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had misgeslagen
    • jij had misgeslagen
    • hij/zij/het had misgeslagen
    • wij hadden misgeslagen
    • jullie hadden misgeslagen
    • zij hadden misgeslagen
  • Toekomende tijd I

    • ik zal misslaan
    • jij zult misslaan
    • hij/zij/het zal misslaan
    • wij zullen misslaan
    • jullie zullen misslaan
    • zij zullen misslaan
  • Toekomende tijd II

    • ik zal misgeslagen hebben
    • jij zult misgeslagen hebben
    • hij/zij/het zal misgeslagen hebben
    • wij zullen misgeslagen hebben
    • jullie zullen misgeslagen hebben
    • zij zullen misgeslagen hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou misslaan
    • jij zou misslaan
    • hij/zij/het zou misslaan
    • wij zouden misslaan
    • jullie zouden misslaan
    • zij zouden misslaan
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben misgeslagen
    • jij zou hebben misgeslagen
    • hij/zij/het zou hebben misgeslagen
    • wij zouden hebben misgeslagen
    • jullie zouden hebben misgeslagen
    • zij zouden hebben misgeslagen
  • Imperatief

    • jij sla mis
    • jullie slaat mis

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van misslaan