Vervoeging van moederen
Onbepaalde wijs (infinitief): moederen
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik moeder
- jij moedert
- hij/zij/het moedert
- wij moederen
- jullie moederen
- zij moederen
Onvoltooid verleden tijd
- ik moederde
- jij moederde
- hij/zij/het moederde
- wij moederden
- jullie moederden
- zij moederden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gemoederd
- jij hebt gemoederd
- hij/zij/het heeft gemoederd
- wij hebben gemoederd
- jullie hebben gemoederd
- zij hebben gemoederd
Voltooid verleden tijd
- ik had gemoederd
- jij had gemoederd
- hij/zij/het had gemoederd
- wij hadden gemoederd
- jullie hadden gemoederd
- zij hadden gemoederd
Toekomende tijd I
- ik zal moederen
- jij zult moederen
- hij/zij/het zal moederen
- wij zullen moederen
- jullie zullen moederen
- zij zullen moederen
Toekomende tijd II
- ik zal gemoederd hebben
- jij zult gemoederd hebben
- hij/zij/het zal gemoederd hebben
- wij zullen gemoederd hebben
- jullie zullen gemoederd hebben
- zij zullen gemoederd hebben
Conditionalis I
- ik zou moederen
- jij zou moederen
- hij/zij/het zou moederen
- wij zouden moederen
- jullie zouden moederen
- zij zouden moederen
Conditionalis II
- ik zou hebben gemoederd
- jij zou hebben gemoederd
- hij/zij/het zou hebben gemoederd
- wij zouden hebben gemoederd
- jullie zouden hebben gemoederd
- zij zouden hebben gemoederd
Imperatief
- jij moeder
- jullie moedert