Vervoeging van motiveren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik motiveer
    • jij motiveert
    • hij/zij/het motiveert
    • wij motiveren
    • jullie motiveren
    • zij motiveren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik motiveerde
    • jij motiveerde
    • hij/zij/het motiveerde
    • wij motiveerden
    • jullie motiveerden
    • zij motiveerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gemotiveerd
    • jij hebt gemotiveerd
    • hij/zij/het heeft gemotiveerd
    • wij hebben gemotiveerd
    • jullie hebben gemotiveerd
    • zij hebben gemotiveerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gemotiveerd
    • jij had gemotiveerd
    • hij/zij/het had gemotiveerd
    • wij hadden gemotiveerd
    • jullie hadden gemotiveerd
    • zij hadden gemotiveerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal motiveren
    • jij zult motiveren
    • hij/zij/het zal motiveren
    • wij zullen motiveren
    • jullie zullen motiveren
    • zij zullen motiveren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gemotiveerd hebben
    • jij zult gemotiveerd hebben
    • hij/zij/het zal gemotiveerd hebben
    • wij zullen gemotiveerd hebben
    • jullie zullen gemotiveerd hebben
    • zij zullen gemotiveerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou motiveren
    • jij zou motiveren
    • hij/zij/het zou motiveren
    • wij zouden motiveren
    • jullie zouden motiveren
    • zij zouden motiveren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gemotiveerd
    • jij zou hebben gemotiveerd
    • hij/zij/het zou hebben gemotiveerd
    • wij zouden hebben gemotiveerd
    • jullie zouden hebben gemotiveerd
    • zij zouden hebben gemotiveerd
  • Imperatief

    • jij motiveer
    • jullie motiveert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van motiveren