Vervoeging van multipliceren
Onbepaalde wijs (infinitief): multipliceren
Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik multipliceer
- jij multipliceert
- hij/zij/het multipliceert
- wij multipliceren
- jullie multipliceren
- zij multipliceren
Onvoltooid verleden tijd
- ik multipliceerde
- jij multipliceerde
- hij/zij/het multipliceerde
- wij multipliceerden
- jullie multipliceerden
- zij multipliceerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gemultipliceerd
- jij hebt gemultipliceerd
- hij/zij/het heeft gemultipliceerd
- wij hebben gemultipliceerd
- jullie hebben gemultipliceerd
- zij hebben gemultipliceerd
Voltooid verleden tijd
- ik had gemultipliceerd
- jij had gemultipliceerd
- hij/zij/het had gemultipliceerd
- wij hadden gemultipliceerd
- jullie hadden gemultipliceerd
- zij hadden gemultipliceerd
Toekomende tijd I
- ik zal multipliceren
- jij zult multipliceren
- hij/zij/het zal multipliceren
- wij zullen multipliceren
- jullie zullen multipliceren
- zij zullen multipliceren
Toekomende tijd II
- ik zal gemultipliceerd hebben
- jij zult gemultipliceerd hebben
- hij/zij/het zal gemultipliceerd hebben
- wij zullen gemultipliceerd hebben
- jullie zullen gemultipliceerd hebben
- zij zullen gemultipliceerd hebben
Conditionalis I
- ik zou multipliceren
- jij zou multipliceren
- hij/zij/het zou multipliceren
- wij zouden multipliceren
- jullie zouden multipliceren
- zij zouden multipliceren
Conditionalis II
- ik zou hebben gemultipliceerd
- jij zou hebben gemultipliceerd
- hij/zij/het zou hebben gemultipliceerd
- wij zouden hebben gemultipliceerd
- jullie zouden hebben gemultipliceerd
- zij zouden hebben gemultipliceerd
Imperatief
- jij multipliceer
- jullie multipliceert