Vervoeging van nabootsen
Onbepaalde wijs (infinitief): nabootsen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik boots na
- jij bootst na
- hij/zij/het bootst na
- wij bootsen na
- jullie bootsen na
- zij bootsen na
Presente
- io copio
- tu copi
- lui/lei/Lei copia
- noi copiamo
- voi/Voi copiate
- loro/Loro copiano
Onvoltooid verleden tijd
- ik bootste na
- jij bootste na
- hij/zij/het bootste na
- wij bootsten na
- jullie bootsten na
- zij bootsten na
Imperfetto
- io copiavo
- tu copiavi
- lui/lei/Lei copiava
- noi copiavamo
- voi/Voi copiavate
- loro/Loro copiavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb nagebootst
- jij hebt nagebootst
- hij/zij/het heeft nagebootst
- wij hebben nagebootst
- jullie hebben nagebootst
- zij hebben nagebootst
Passato prossimo
- io ho copiato
- tu hai copiato
- lui/lei/Lei ha copiato
- noi abbiamo copiato
- voi/Voi avete copiato
- loro/Loro hanno copiato
Voltooid verleden tijd
- ik had nagebootst
- jij had nagebootst
- hij/zij/het had nagebootst
- wij hadden nagebootst
- jullie hadden nagebootst
- zij hadden nagebootst
Trapassato prossimo
- io avevo copiato
- tu avevi copiato
- lui/lei/Lei aveva copiato
- noi avevamo copiato
- voi/Voi avevate copiato
- loro/Loro avevano copiato
Toekomende tijd I
- ik zal nabootsen
- jij zult nabootsen
- hij/zij/het zal nabootsen
- wij zullen nabootsen
- jullie zullen nabootsen
- zij zullen nabootsen
Futuro semplice
- io copierò
- tu copierai
- lui/lei/Lei copierà
- noi copieremo
- voi/Voi copierete
- loro/Loro copieranno
Toekomende tijd II
- ik zal nagebootst hebben
- jij zult nagebootst hebben
- hij/zij/het zal nagebootst hebben
- wij zullen nagebootst hebben
- jullie zullen nagebootst hebben
- zij zullen nagebootst hebben
Futuro anteriore
- io avrò copiato
- tu avrai copiato
- lui/lei/Lei avrà copiato
- noi avremo copiato
- voi/Voi avrete copiato
- loro/Loro avranno copiato
Conditionalis I
- ik zou nabootsen
- jij zou nabootsen
- hij/zij/het zou nabootsen
- wij zouden nabootsen
- jullie zouden nabootsen
- zij zouden nabootsen
Condizionale presente
- io copierei
- tu copieresti
- lui/lei/Lei copierebbe
- noi copieremmo
- voi/Voi copiereste
- loro/Loro copierebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben nagebootst
- jij zou hebben nagebootst
- hij/zij/het zou hebben nagebootst
- wij zouden hebben nagebootst
- jullie zouden hebben nagebootst
- zij zouden hebben nagebootst
Condizionale passato
- io avrei copiato
- tu avresti copiato
- lui/lei/Lei avrebbe copiato
- noi avremmo copiato
- voi/Voi avreste copiato
- loro/Loro avrebbero copiato
Imperatief
- jij boots na
- jullie bootst na
Imperativo
- tu copia
- voi/Voi copiate